Geen partiële toepassing vrijwilligersvergoeding
Een ontvangen vergoeding moet om in aanmerking te komen voor de vrijwilligersregeling worden getoetst aan de maximumbedragen van die regeling, d.w.z. maximaal € 150 per maand, € 1.500 per jaar. Een partiële toepassing van de regeling, waarbij tot het maximum de regeling wordt toegepast en voor het overige deel van de vergoeding niet, kan niet.
Een secretaris van een stichting heeft in 2013 voor zijn werkzaamheden een bedrag van € 2.080 bruto ontvangen. Op dit bedrag is € 1.082 aan loonheffingen ingehouden en afgedragen. De stichting heeft op 22 februari 2016 schriftelijk aan de secretaris te kennen gegeven dat er in 2013 geen arbeidsovereenkomst tussen hem en de stichting bestond.
De secretaris heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2013 de vergoeding tot een bedrag van € 1.500 aangemerkt als vrijgestelde vrijwilligersvergoeding en het restant van € 508 aangegeven als inkomsten uit werk en woning. De inspecteur heeft het bedrag van € 2.080 volledig tot het belastbaar inkomen uit werk en woning gerekend.
In geschil is of de vergoeding tot een bedrag van € 1.500 kan worden aangemerkt als een vrijgestelde vergoeding ingevolge de zogenoemde vrijwilligersregeling.
De rechtbank geeft aan dat aan toetsing aan de vrijwilligersregeling wordt toegekomen indien de werkzaamheden voor de stichting een bron van inkomen vormen. De secretaris heeft ter zitting gesteld dat zijn werkzaamheden voor het verantwoordingsorgaan circa 100 uren in beslag hebben genomen en dat hij in dit kader geen onkosten heeft gemaakt.
De vergoeding komt daarmee neer op circa € 20 bruto per uur en behoort – met voorbijgaan aan de vrijwilligersregeling – tot het belastbaar inkomen uit werk en woning. Daaraan doet het ontbreken van een arbeidsovereenkomst niet af.
Vrijwilligersvergoedingen van ten hoogste € 150 per maand en € 1.500 per kalenderjaar zijn niet belast voor de loon- en inkomstenbelasting. De rechtbank komt tot het oordeel dat de bruto-vergoeding moet worden getoetst aan deze maximumbedragen. Ook voor een partiële toepassing van de vrijstelling zoals de secretaris voorstaat, biedt de wet geen mogelijkheid. De inspecteur heeft de vergoeding terecht tot het inkomen uit werk en woning gerekend.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 16-05-2017