Gemiddelde pensioenleeftijd in 2016 niet gestegen
Voor het eerst in tien jaar is de gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gaan niet gestegen. In 2016 was de gemiddelde pensioenleeftijd 64 jaar en 5 maanden, net als in het jaar daarvoor.
Aan het begin van deze eeuw gingen werknemer gemiddeld nog rond 61 jaar met pensioen. Onder invloed van regelgeving en wetswijzigingen (onder meer afschaffing fiscale facilitering van VUR-regeling, introductie en later weer afschaffing Wet VPL, RVU-heffing) begon de gemiddelde pensioenleeftijd vanaf 2007 te stijgen. Het percentage werknemers die voor hun 65e met pensioen gaan is sindsdien gehalveerd. Sinds 2013 is vervolgens de AOW-leeftijd jaarlijks omhoog gegaan. Dit heeft ook de pensioenuitstroom beïnvloed.
Het percentage werknemers die op het moment van pensionering 65 jaar of ouder zijn, wordt steeds groter. In de afgelopen tien jaar is dit percentage verviervoudigd van 15% in 2006 tot 62% in 2016. In 2006 was het grootste aantal werknemers dat met pensioen ging nog 60 jaar oud. Vanaf 2011 zijn 65-jarigen de grootste groep pensioengangers. In 2016 bestond die groep uit 31.000 personen. De tweede grootste groep pensioengangers in dat jaar waren de 66-jarigen (8.000 personen). Hun aantal is vanaf 2014 sterker toegenomen. Het aandeel werknemers die tussen hun 60e en 63e verjaardag met pensioen gaan, daalde in de afgelopen jaren sterk. In 2008 vormde die groep nog de overgrote meerderheid uit van alle pensioengangers (61%). In 2016 is dat nog 15 procent.
In alle bedrijfstakken is tussen 2006 en 2016 de gemiddelde pensioenleeftijd gestegen. Het meest, met ruim vijf jaar, steeg de gemiddelde pensioenleeftijd in de bedrijfstak vervoer, opslag en communicatie. Werknemers in het openbaar bestuur en overheidsdiensten, onderwijs, en zorg gingen in 2016 het vroegst met pensioen (63 jaar en 7 maanden) . In de landbouw en visserij zijn werknemers gemiddeld het oudst als ze met pensioen gaan (67 jaar).
Bron: CBS 22-03-2017