Grote verschillen in flexibilisering tussen beroepen
De afgelopen jaren is de Nederlandse arbeidsmarkt in toenemende mate geflexibiliseerd, maar dat geldt niet voor alle beroepen in dezelfde mate. Sommige beroepen kenden een grote verschuiving van vast naar flex, maar er zijn ook beroepen waar vaste en flexibele arbeid beide zijn gegroeid.
In de afgelopen tien jaar groeide het aandeel van de flexibele schil (werknemers met een flexibel dienstverband en zzp’ers) in de totale werkzame beroepsbevolking van 24% in 2005 naar 34% in 2015. Deze groei is ten koste gegaan van het aandeel werknemers met een vast dienstverband (van 72% naar 62%). Tot 2009 nam het aandeel werkzame personen met een vast dienstverband in de totale werkgelegenheid gemiddeld met 1,4% per jaar af. Vanaf 2009 lag het flexibiliseringstempo nauwelijks lager (-1,3%). De gemiddelde jaarlijkse groei van het aandeel van de flexibele schil nam sinds de crisis af van 4,0% voor 2009 tot 3,2% vanaf 2009. De flexibilisering van de arbeidsmarkt is dus sinds de kredietcrisis niet versneld.
De flexibilsering treft vrijwel alle beroepen, maar lang niet in dezelfde mate. De verschuiving van vast naar flex is het grootst onder sportinstructeurs. Ook bouwvakkers staan in de top vijf. Onder de hulpkrachten in de landbouw is juist geen sprake van flexibilisering. Daar nam het aandeel werknemers met een flexibele arbeidsrelatie af met 14 procentpunten. Een kanttekening hierbij is wel dat in de cijfers alleen personen die als inwoner ingeschreven zijn bij een Nederlandse gemeente zijn meegenomen. De grote aantallen buitenlandse seizoenarbeiders in de landbouw worden dus niet meegeteld.
Flexibilisering doet zich niet alleen aan de onderkant van de arbeidsmarkt voor, ook in hogere beroepen (met minimaal hbo-niveau) is het aandeel van de flexibele schil toegenomen ten koste van het aandeel vaste dienstverbanden. De mate van flexibilisering neemt echter wel toe naarmate het beroepsniveau daalt.
Bron: DNB 12-09-2016