Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

nov. 11, 2019

Hoge Raad: werkgever moet instemmen met beëindiging slapend dienstverband

De Hoge Raad is van oordeel dat een werkgever alleen bij uitzondering een verzoek van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer voor beëindiging van een slapend dienstverband mag afwijzen.
De kantonrechter te Roermond had begin dit jaar aan de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld in een casus waarbij een langdurig arbeidsongeschikte werknemer een slapend dienstverband wenste te beëindigen, maar waarmee de werkgever niet instemde. De kantonrechter wilde weten of de werkgever op grond van goed werkgeverschap gehouden was aan een verzoek om beëindiging van het slapend dienstverband gehoor te geven en of daarbij dan een transitievergoeding verschuldigd is. Volgens de Hoge Raad heeft de wetgever met de Wet compensatieregeling transitievergoeding (die per 1 april 2020 in werking treedt met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015) beoogd een einde te maken aan het verschijnsel ‘slapende dienstverbanden’. De compensatieregeling en de voor invoering daarvan in de wetsgeschiedenis gegeven redenen brengen mee dat een werkgever op grond van de norm van goed werkgeverschap in beginsel behoort in te stemmen met een verzoek van de werknemer voor beëindiging van een slapend dienstverband. De toe te kennen wettelijke transitievergoeding behoeft dan niet meer te bedragen dan de transitievergoeding die de werkgever verschuldigd zou zijn geweest bij beëindiging direct na twee jaar arbeidsongeschiktheid. Een redelijk belang van de werkgever om de arbeidsovereenkomst wel in stand te houden kan bijvoorbeeld zijn reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. De werkgever moet wel kunnen onderbouwen dat hij een redelijk belang heeft bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Nadrukkelijk noemt de Hoge Raad dat het bijna bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door de werknemer niet zo’n gerechtvaardigd belang is.
Daar de Wet compensatie transitievergoeding pas op 1 april 2020 in werking treedt, zal een werkgever de transitievergoeding moeten voorfinancieren. Als de werkgever aannemelijk maakt dat dit tot ernstige financiële problemen leidt, kan de rechter beslissen dat de betaling in termijnen plaatsvindt of wordt opgeschort tot na 1 april 2020. Vanaf 1 april 2020 geldt echter dat voor een aanvraag op grond van de Wet compensatie transitievergoeding de volledige transitievergoeding al moet zijn voldaan.
Bron: 8-11-2019