Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

apr 08, 2021

Inlener moet risico op aansprakelijkheid blijven polsen

Als een bedrijf personeel inleent van een ander bedrijf, doet het er goed aan om te controleren of de uitlener kan voldoen aan zijn fiscale verplichtingen. Zo kan de inlener de kans verkleinen dat de fiscus hem aansprakelijk stelt voor de onbetaalde btw en loonheffing van de uitlener.
Een bv produceert goederen en verhandelt materialen. De bv huurt in de periode van 1 mei 2015 tot en met 30 juli 2017 werknemers in van een ander bedrijf. Deze werknemers zijn eerder in dienst geweest bij een rechtsvoorganger van de bv. De bv heeft zelf geen werknemers meer. Zij is bovendien de enige afnemer van het bedrijf dat de personeelsleden uitleent. De uitlener betaalt niet alle verschuldigde loonheffingen en omzetbelasting. De ontvanger van de belastingen benut daarom de regeling van de inlenersaansprakelijkheid om de inlenende bv aansprakelijk te stellen. Maar de bv betwist de aansprakelijkstelling. Naar eigen zeggen is zij geen inlener voor de inlenersaansprakelijkheid. Bovendien stelt de bv dat haar geen blaam treft voor het feit dat de uitlener zijn belastingschulden niet betaalt.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de bv toch een inlener is geweest. Het andere bedrijf heeft zijn werknemers ter beschikking gesteld aan de bv. Vervolgens heeft de bv die werknemers productiewerkzaamheden laten verrichten in haar fabriekshal. De werkzaamheden zijn bovendien verricht onder leiding en toezicht haar indirecte dga’s. De bestuurder van het uitleenbedrijf heeft namelijk niet de kennis van zaken om zelf toezicht te houden. Bovendien noemt het inlenerscontract tussen de bv en het uitleenbedrijf de termen ‘inlener’ en ‘aannemer’.
De volgende vraag is of de bv zich kan disculperen. De rechtbank meent dat de bv zich bewust is geweest van de aansprakelijkheidsrisico’s. Dit blijkt uit het feit dat zij in het inlenerscontract bedingt dat de uitlener diverse vrijwaringsbewijzen aan haar afgeeft. Toch heeft de bv niet gecontroleerd of haar aansprakelijkheid feitelijk was beperkt. Een van haar dga’s geeft toe niet te hebben gevraagd of de uitlener een geblokkeerde rekening heeft. De bv heeft ook niet gevraagd naar een verklaring betalingsgedrag. Zelfs niet toen zij de dga van de uitlener hoorde klagen over een hoog ziekteverzuim. Ten slotte maakt de bv niet aannemelijk dat de betalingsproblemen van de uitlener voortvloeien uit niet-voorzienbare tegenvallende bedrijfseconomische gebeurtenissen. De rechtbank verklaart het beroep van de bv dan ook ongegrond.
Bron: Rb. Gelderland 22-03-2021