Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

feb 13, 2025

Ook recht op LIV en Jeugd-LIV bij overgang onderneming

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat ook voortzetting van het lage-inkomensvoordeel (LIV) en Jeugd-LIV na overgang van een onderneming is toegestaan.


Een uitzendbureau, een eenmanszaak, is op 28 maart 2019 ingebracht in een bv. De loonaangiften voor de eerste drie vier-wekelijkse perioden in 2019 zijn gedaan met het loonheffingsnummer van de eenmanszaak. De overige loonaangiften in 2019 zijn gedaan met het loonheffingsnummer van de bv. De inspecteur heeft het LIV en het Jeugd-LIV voor 2019 vastgesteld op basis van de loonaangiften van de bv. Volgens de bv is ten onrechte geen rekening gehouden met de eerste drie perioden van 2019. Rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep gegrond en verhoogt het LIV. Zowel de inspecteur als de bv gaan in beroep.

Hoge Raad Hof Amsterdam geeft allereerst aan dat de Hoge Raad op 24 mei 2024 heeft bepaald dat het loonkostenvoordeel (LKV) oudere werkgever is toe te passen na de overgang van een onderneming. In dit geval ging het om de overgang van een eenmanszaak naar VOF. Volgens de Hoge Raad moet van het uitgangspunt worden uitgegaan dat het tijdstip waarop de oorspronkelijke werkgever en de werknemer het eens zijn geworden over het aangaan van de dienstbetrekking, het moment is waarop de dienstbetrekking is aangevangen. De omstandigheid dat de werknemer in geval van overgang van de onderneming een andere werkgever krijgt, heeft wel een consequentie. De nieuwe werkgever moet namelijk het verzoek om een LKV oudere werknemer doen voor zover het verzoek betrekking heeft op de periode na die overgang.

Vergelijkbare situatie Naar oordeel van het hof geldt hetzelfde voor de situatie van de bv waarbij het, anders dan in het arrest van de Hoge Raad, gaat om loonkostenvoordelen van de LIV en de Jeugd-LIV. Ook de loonkostenvoordelen van de LIV en de Jeugd-LIV op grond van de Wtl hebben tot doel om werkgevers door middel van een financiële prikkel te stimuleren mensen in dienst te nemen uit bepaalde doelgroepen die een kwetsbare positie hebben op de arbeidsmarkt. Bij dit doel past het om voor de beoordeling of een werknemer kwalificeert en tot de doelgroep voor een LIV (of de doelgroep van een Jeugd-LIV) behoort, aan te knopen bij het moment waarop een werkgever de beslissing neemt om die persoon in dienst te nemen en zij daarover wilsovereenstemming bereiken. Ook in dit geval zijn de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, als gevolg van die overgang, van rechtswege en ongewijzigd overgegaan naar een andere werkgever. Die overgang heeft plaats gevonden zonder dat daaraan wilsovereenstemming tussen de nieuwe werkgever en de werknemer ten grondslag ligt. Het gelijk is aan de bv.

Bron: Hof Amsterdam 31-10-2024 (gepubl. 06-02-2025), Hoge Raad 24-05-2024.