Prinsjesdag 2024: verwachte maatregelen rond auto en milieu
De verwachting is dat het Pakket Belastingplan 2025 een groot aantal maatregelen zal bevatten die zien op autobelastingen en de milieuheffingen.
Het Belastingplan 2025 en het wetsvoorstel overige Fiscale maatregelen 2025 bevatten naar verwachting diverse maatregelen met betrekking tot de milieuheffingen. Aanvankelijk zou het Belastingplan 2025 ook een voorstel bevatten om de tarieven van de derde, vierde en vijfde schijf van de energiebelasting op aardgas te verhogen. In het hoofdlijnenakkoord heeft het nieuwe kabinet echter aangekondigd deze verhoging terug te draaien. Ook bevat het hoofdlijnenakkoord diverse aanwijzingen over beoogde wijzigingen in de milieuheffingen. Het is echter nog maar de vraag of deze voorstellen ook in het pakket Belastingplan 2025 belanden. Veel van deze voorstellen dienen pas na 2025 in te gaan. Voor de volledigheid komen deze plannen in het hoofdlijnenakkoord hier toch aan bod. Redactionele aanpassingen van wetten zijn hier buiten beschouwing gelaten.
Aanpassing van fiscale voertuigdefinities De BPM en MRB hanteren voertuigdefinities die afwijken van de officiële registratie in het kentekenregister. Het is daardoor bijvoorbeeld mogelijk dat een voertuig in het kentekenregister staat ingeschreven als een bedrijfsauto, terwijl deze fiscaal wordt aangemerkt als personenauto. Het voorstel is om in de fiscaliteit vanaf 2025 de officiële voertuigregistraties te volgen.
Aanpassing BPM-tarieven aan nieuwe berekening CO₂-uitstoot De hoogte van de BPM op personenauto’s is afhankelijk van hun CO₂-uitstoot. Europese regelgeving leidt tot een nieuwe methode waarop men de CO₂-uitstoot van hybride aangedreven personenauto’s (PHEV’s) moet bepalen. Effectief leidt dit tot een substantieel hogere CO₂-uitstoot voor PHEV’s met ingang van 1 januari 2025. Per 1 januari 2027 zal een verdere verhoging plaatsvinden. De BPM kent een specifieke tarieftabel voor PHEV’s die als gevolg van deze ontwikkeling aanpassing behoeft of misschien zelfs komt te vervallen.
BPM-forfait voor bestelauto met onbekende CO₂-uitstoot Per 1 januari 2025 vervalt de BPM-vrijstelling voor de bestelauto van een ondernemer. De BPM zal voor bestelauto’s worden gebaseerd op de CO₂-uitstoot. Van een klein aantal bestelauto’s is de CO₂-uitstoot onbekend of men zou moeten terugvallen op NEDC in plaats van WLTP. Zonder aanvullende wetgeving dreigt de BPM voor deze groep voertuigen daardoor gebaseerd te worden op een onbetrouwbaardere methode of een hoge forfaitaire waarde. Dat is voor de desbetreffende groep voertuigen onwenselijk. Het voorstel is om voor deze situatie te voorzien in een specifiek forfait. Dit voorstel zal waarschijnlijk in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025 belanden.
Vereenvoudiging BPM-vrijstelling bestelauto’s gehandicapten Bestelauto’s voor gehandicapten zijn vrijgesteld van BPM. Doordat vanaf 2025 BPM-heffing plaatsvindt bij reguliere bestelauto’s, zal vaak voorfinanciering moeten plaatsen. De importeur zal immers eerst de BPM afdragen en pas later de gehandicapte de BPM terugvragen. Het wetvoorstel Overige Fiscale maatregelen 2025 zal onder andere een voorstel bevatten om dit proces te vereenvoudigen zodat voorfinanciering is te voorkomen.
Tariefkorting in MRB voor personenauto’s De verwachting is dat het Belastingplan 2025 een maatregel zal bevatten om stagnatie van de ingroei van emissievrije personenauto’s in het wagenpark te voorkomen. Deze maatregel bestaat uit de invoering per 1 januari 2026 van een tariefkorting van 40% in de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor emissievrije personenauto’s. Deze korting zal vervolgens geleidelijk aflopen naar 35% in 2029 en naar 30% in 2030.
Aanvraagprocedure voor MRB nihiltarief voor autobussen De motorrijtuigenbelasting kent een nihiltarief voor autobussen wanneer deze op aardgas of lpg rijden en wanneer deze hoofdzakelijk worden gebruikt voor het openbaar vervoer. De wetgeving is onduidelijk over hoe en vanaf welk moment aanspraak is te maken op het nihiltarief. Het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025 zal naar verwachting voorzien in een expliciete verzoekprocedure voor dit nihiltarief.
Elektrisch rijden In het hoofdlijnenakkoord stelt het kabinet dat het de verduurzaming van het wagenpark wil blijven steunen. De elektrische rijder gaat eerlijk bijdragen, om de opbrengsten op de lange termijn houdbaar te houden.
Afbouw van vrijstelling in kolenbelasting De kolenbelasting kent een vrijstelling voor de uitslag en de invoer van kolen die men duaal gebruikt. Oorspronkelijk was in het wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit onder meer voorgesteld om deze vrijstelling af te bouwen. De Eerste Kamer heeft dit wetsvoorstel echter verworpen. De verwachting is dat het nieuwe kabinet zal voorstellen om deze maatregel door te voeren.
Afschaffing van salderingsregeling voor kleine verbruikers Huishoudens en kleine bedrijven kunnen met eigen zonnepanelen opgewekte elektriciteit terugleveren aan het net. Dankzij de zogeheten salderingsregeling is de jaarlijks opgewekte elektriciteit weg te strepen tegen het jaarlijkse verbruik. Daarover hoeven zij geen energiebelasting te betalen. Als iemand meer opwekt dan verbruikt, ontvangt diegene voor het overschot een vergoeding. Deze vergoeding moet redelijk zijn. In het hoofdlijnenakkoord is aangegeven dat het nieuwe kabinet de salderingsregeling voor klein verbruikers met ingang van 1 januari 2027 beëindigd.
Verlaging van energiebelasting op aardgas Het nieuwe kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord aangegeven van plan te zijn de energiebelasting op aardgas te verlagen. Per 1 januari 2025 moet een verlaging plaatsvinden van het tarief in de eerste en tweede schijf (tot 170.000 m3) met € 0,028 per m3, oplopend naar € 0,048 per m3 in 2030 (in prijspeil 2024). Dit levert voor een huishouden met een gemiddeld verbruik (1.050 m3 aardgas) een financieel voordeel op van circa € 29 per jaar in 2025 oplopend naar circa € 50 per jaar in 2030.
Waterstof krijgt eigen tarief energiebelasting Nu geldt voor waterstof hetzelfde tarief in de energiebelasting als zijn fossiele tegenhanger aardgas. Daardoor ontbreekt een fiscale prikkel om aardgas te vervangen door waterstof bij energetische toepassingen. Het Belastingplan 2025 zal daarom naar verwachting een eigen tarief in de energiebelasting voor waterstof introduceren.
Verhoging belastingvermindering energiebelasting Als gevolg van een amendement op het Belastingplan 2024 vindt een afbouw plaats van het verlaagde energiebelastingtarief op elektriciteit die wordt geleverd aan bepaalde walstroominstallaties. Deze afbouw zal in 2033 zijn voltooid; het tarief is dan gelijk aan het tarief in de derde schijf elektriciteit. Het is de bedoeling dat het voordeel voor 2024 niet via een tariefverlaging, maar op een andere manier toekomt aan elektriciteitsverbruikers. Om precies te zijn zal het gaan via een verhoging van de belastingvermindering met € 0,04 inclusief btw. In het Wetsvoorstel Belastingplan 2025 zal men dit wettelijk vastleggen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2024.
Specificatie vrijstelling energiebelasting bij elektrolyse Er geldt een vrijstelling van energiebelasting voor de levering of het verbruik van elektriciteit die men gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procedés. In de toekomst kan de productie van waterstof door middel van elektrolyse onder de bestaande vrijstelling voor elektriciteitsverbruik voor elektrolytische procedés vallen. Het Belastingplan 2025 zal een maatregel bevatten die de vrij te stellen processtappen voor elektrolytische waterstofproductie uitbreidt naar elektriciteitsverbruik bij de voorbereiding van water voor omzetting. Daarnaast komt er een voorstel om de stappen met duidelijkere normen te beschrijven.
Aanscherping van CO₂-heffing industrie Al in het Klimaatakkoord is voor de industrie de doelstelling opgenomen om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 14,3 megaton te verminderen. In 2021 is de CO₂-heffing industrie geïntroduceerd om deze emissiereductiedoelstelling voor de industrie te borgen. Bedrijven die meer broeikasgassen uitstoten dan de vrijgestelde emissieruimte moeten de heffing betalen over deze uitstoot. De vrijgestelde emissieruimte wordt toegekend in de vorm van verhandelbare dispensatierechten. Het vorige kabinet heeft aangekondigd dat het pakket Belastingplan 2025 een apart wetsvoorstel zal bevatten met wijzigingen van de CO₂-heffing industrie: de Wet aanscherping CO₂-heffing industrie.
Differentiatie naar afstand in vliegbelasting In het hoofdlijnenakkoord is de invoer van een gedifferentieerde vliegbelasting naar afstand aangekondigd. Vluchten over lange afstanden zullen meer worden belast omdat deze meer uitstoot hebben. Het nieuwe kabinet verwacht dat deze maatregel een opbrengst van € 248 miljoen euro oplevert. Overigens zal deze wijziging naar verwachting pas per 2027 plaatsvinden.
Wijzigingen in de CO₂-heffing glastuinbouw Op grond van de Wet Fiscale Klimaatmaatregelen Glastuinbouw (Wet FKM GTB) vindt op 1 januari 2025 de invoering plaats van de CO₂-heffing glastuinbouw. In de Wet FKM GTB zijn tijdelijke tarieven opgenomen voor deze heffing. Momenteel vindt een tariefstudie plaats met als doel de bepaling van de hoogte van het tarief van de heffing. Dit tarief moet men opnemen in de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). De wetgever zal dit realiseren door in het Belastingplan 2025 onder andere een wijziging van de Wet FKM GTB op te nemen. Een andere wijziging in de Wet FKM GTB betreft de zogeheten placeholder. Nu is de minister van LNV aangewezen als uitvoerder voor de CO2-heffing glastuinbouw. Het is nodig dat men dit wijzigt naar de juiste uitvoerder.
Accijns brandstoffen Het nieuwe kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord aangegeven de huidige accijnsverlaging op brandstoffen met een jaar te willen verlengen tot en met 2025.
Vervallen van verouderde bepalingen over naheffing accijns De Wet op de accijns bevat bepalingen voor het naheffen of teruggeven van accijns voor veraccijnsde voorraden in het geval van een verhoging respectievelijk verlaging van de brandstofaccijns. Deze bepalingen bestaan al lang. Maar zij worden bijna altijd buiten werking gesteld omdat deze voor de Douane onuitvoerbaar zijn. Daarom is het plan om in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025 de desbetreffende wetsartikelen te schrappen.
Herinvoeren gebruik rode diesel voor landbouw In het hoofdlijnenakkoord is voorgesteld om de zogeheten rode diesel met ingang van het jaar 2027 opnieuw in te voeren voor de landbouwsector. Rode diesel is diesel die onder een lager accijnstarief valt dan gewone diesel.
Invoering van circulaire plastic heffing Het hoofdlijnenakkoord rept van een plan om met ingang van het jaar 2028 een circulaire plastic heffing in te voeren. Aan deze maatregel zitten met ingang van 2028 uitvoeringskosten verbonden van circa € 5 miljoen structureel.
Bron: MvF 16-04-2024.