Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

feb. 01, 2018

Tegemoetkoming voor partners met een eigen woning

Als gevolg van de wetswijziging waardoor de wettelijke gemeenschap van goederen wordt beperkt, kan het voorkomen dat partners, die samen een huis hebben gekocht en daarvoor samen een lening hebben afgesloten, onbedoeld te maken krijgen met een beperking van de aftrekbare eigenwoningrente. Daarom heeft de staatssecretaris in een besluit een goedkeuring voor deze situaties opgenomen.
Het gaat met name om partners die ieder voor 50% eigenaar van de woning zijn en ieder voor 50% de schuld zijn aangegaan. De staatssecretaris keurt in het besluit goed dat beide partners het eigenwoningverleden bij helfte verdelen en daarna de individuele eigenwoningschuld en het eigenwoningverleden te bepalen. De goedkeuring geldt vanaf 2013 mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

Partners kopen de eigen woning aan en gaan de schulden hiervoor aan in de verhouding 50%-50%.
Beide partners doen een beroep op deze goedkeuring door de eigenwoningreserve en de eigenwoningrente overeenkomstig deze goedkeuring in de aangifte op te nemen.
Partners moeten zich bewust zijn dat keuze voor deze goedkeuring ook geldt voor latere jaren. De verdeling bij helfte van het eigenwoningverleden van één of beide partners kan daardoor niet meer worden herzien of teruggedraaid in een later belastingjaar.

In het besluit is de goedkeuring uitgewerkt in een voorbeeld.
Is een andere eigendoms- of schuldverhouding dan 50%-50% van toepassing, dan kan men contact opnemen met de Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen, Team brieven en besluiten. Per situatie zal dan worden beoordeeld of sprake is van een niet–beoogde beperking van de aftrek van eigenwoningrente.
Het besluit treedt op 1 februari 2018 in werking, maar er kan alsnog een beroep op deze goedkeuring gedaan worden over voorgaande jaren. Eventueel door middel van een verzoek om ambtshalve vermindering, zolang er minder dan vijf jaren zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.
Bron: MvF 30-01-2018