Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

dec 15, 2016

Vrijwillige vertrekregeling was geen RVU

Rechtbank Noord-Holland oordeelt over een vrijwillig vertrekregeling dat deze niet is aan te merken als een regeling voor vervroegde uittreding (RVU).
Een luchtvaartmaatschappij heeft per april 2014 265 piloten in dienst. Als gevolg van inkrimping van activiteiten en economische omstandigheden zijn de piloten per april 2014 voor 26,6 fte boventallig. Om de overtolligheid af te bouwen heeft de maatschappij onder meer een vrijwillige vertrekregeling (VVR) in het leven geroepen, die bij vrijwillig ontslag recht geeft op een ontslagvergoeding op basis van de kantonrechtersformule. De ontslagvergoeding is gemaximeerd op het salaris dat de piloot nog zou ontvangen als hij tot aan de pensioendatum in dienst zou blijven. Na overleg met de inspecteur besluit de maatschappij vier verzoeken in te dienen waarin de inspecteur wordt gevraagd om bij beschikking aan te geven dat de ontslagvergoedingen geen RVU zijn. Drie verzoeken hebben betrekking op met werknemers te sluiten overeenkomsten, het vierde verzoek ziet op de VVR zelf. De inspecteur heeft bij afzonderlijke beschikkingen de verzoeken met betrekking tot de drie werknemers afgewezen en het vierde verzoek niet in behandeling genomen. De maatschappij heeft vervolgens tegen alle beschikkingen bezwaar gemaakt en, nadat de bezwaren ongegrond zijn verklaard, beroep ingesteld.
In geschil is of de inspecteur het vierde verzoek buiten behandeling mocht laten en of de VVR aangemerkt moet worden als een RVU.
Volgens de rechtbank moet beoordeeld worden of de regeling als een RVU dient te worden aangemerkt. De inspecteur mocht het verzoek niet buiten behandeling laten. Dat had hij wel moeten doen met de drie individuele verzoeken. Verder komt de rechtbank tot de conclusie dat de VVR geen RVU is. Daarbij neemt de rechtbank onder meer in aanmerking dat de VVR deel uitmaakt van een samenhangend pakket aan maatregelen om de boventalligheid af te bouwen, dat de piloten op vrijwillige basis van de regeling gebruik konden maken en dat de regeling openstond voor alle piloten. Voorts is in de regeling vastgelegd dat verzoeken om gebruik te mogen maken van de regeling zouden worden toegewezen op basis van senioriteit (aan de hand van een senioriteitslijst), hetgeen geenszins op één lijn kan worden gesteld met de leeftijd. De rechtbank merkt in dit verband overigens nog op dat de maatschappij alle verzoeken heeft gehonoreerd en dat de verzoeken betrekking hadden op piloten uit alle leeftijdscategorieën. De wijze van berekening van de financiële vergoeding, waarbij de vergoeding gunstiger is naarmate er meer dienstjaren zijn, brengt op zichzelf niet met zich dat de regeling is bedoeld om te dienen ter overbrugging of aanvulling van het inkomen van de werknemer tot de pensioendatum.
Bron: Rb. Noord-Holland 18-11-2016