Alleen bij een jaar werken geldt de lage sectorpremie
De lage sectorpremie is alleen van toepassing bij arbeidsovereenkomsten van ten minste een jaar. Nu uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat de uitzendkrachten geen jaar hebben gewerkt, is de hoge sectorpremie van toepassing.
Een bv exploiteert een aspergeproductiebedrijf. In februari 2014 wordt een uitzendbedrijf opgericht dat is gelieerd aan de bv. In 2014 werft het uitzendbedrijf 214 uitzendkrachten, die zij inzet bij de bv. In de arbeidsovereenkomst met de uitzendkrachten staat dat de werknemers een overeenkomst fase A zonder uitzendbeding en met uitsluiting loondoorbetalingsverplichting sluiten. De arbeidstijd bedraagt minimaal 300 uur per jaar. De werknemer treedt in dienst voor bepaalde tijd voor de duur van 1 jaar. De overeenkomst vangt pas aan bij daadwerkelijke aanvang van de werkzaamheden. Het uitzendbedrijf zoekt in 2014 gedurende drie weken naar andere opdrachtgevers en vindt er slechts enkele. Geen van de uitzendkrachten is een volledig jaar in dienst van het uitzendbureau. Het uitzendbureau draagt premies af op basis van de lage sectorpremie onder sector 1. Agrarisch bedrijf. De Belastingdienst is van mening dat de hoge sectorpremie van toepassing is en legt een naheffingsaanslag op.
Het uitzendbedrijf vindt dat de lage sectorpremie van toepassing is, omdat zij conform het Besluit Wfsv jaarcontracten met de uitzendkrachten overeenkomt. Volgens de rechtbank heeft de een-jaarstermijn in de overeenkomst geen wezenlijke materiële betekenis, omdat:
De arbeidsovereenkomst pas aanvangt wanneer de feitelijke werkzaamheden beginnen. De overeenkomst eindigt daardoor niet later;
De arbeidsovereenkomst eindigt op het moment dat de uitzendkracht na het seizoen terugkeert naar het woonland en niet terugkomt naar Nederland. Dit betekent dat uitzendkrachten voor een kortere tijd dan één jaar in dienst bij het uitzendbedrijf kunnen zijn;
Er geldt geen loondoorbetalingsverplichting en de overeenkomst is gesteld op minimaal 300 uur.
Ook uit de feiten blijkt dat de een-jaarstermijn geen wezenlijke materiële betekenis heeft; geen van de 214 uitzendkrachten heeft een heel jaar voor het uitzendbedrijf gewerkt. Het uitzendbedrijf is bovendien pas begonnen met zoeken naar andere opdrachtgevers toen de een-jaarstermijn al met de uitzendkrachten was overeengekomen. Die acquisitie heeft slechts drie weken geduurd. Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat het uitzendbedrijf niet aan het bepaalde in het Besluit Wfsv voldoet. De lage sectorpremie is alleen van toepassing bij arbeidsovereenkomsten van ten minste een jaar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Bron: Rb.Zeeland-West-Brabant, 27-07-2017