Eigen risico voor zakelijke rijder onterecht
Volgen de Vereniging Zakelijke Rijders (VZR) staat ten onrechte in het leeuwendeel van de autoregelingen tussen werkgever en werknemer nog een bepaling over eigen risico voor schades gereden in werktijd. VZR wijst erop dat werkgevers met het doorbelasten van eigen risico de wet overtreden.
VZR verrichtte recent onderzoek naar de bepalingen in autoregelingen. Uit dit onderzoek blijkt dat in meer dan 60% van de autoregelingen van werkgevers ten onrechte een bepaling is opgenomen inzake eigen risico voor schades gereden in werktijd. VZR wijst er op dat de werkgever geen eigen risico mag doorbelasten als de schade onder werktijd ontstaat. Op grond van art. 7:661 lid 1 BW zijn werknemers volgens VZR niet aansprakelijk voor schade die tijdens werktijd is toegebracht aan spullen van de werkgever. Een uitzondering geldt op grond van art. 7:661 BW in geval van opzet of bewuste roekeloosheid van de kant van de werknemer. Wel is het mogelijk ten nadele van de werknemer in een schriftelijke overeenkomst van art. 7:661 lid 1 BW af te wijken voor zover de werknemer hiervoor verzekerd is.
De kwestie was al in 2010 aangekaart. In een artikel in het AD werd hierover gepubliceerd. De conclusie was toen, na raadpleging van diverse juristen, dat VZR het bij het rechte eind had. Volgens VZR is er sindsdien weinig veranderd. In de praktijk hoort de vereniging vaak dat eigen risico onder werktijd gewoon doorbelast wordt en soms zelfs progressief oploopt tot € 750 per gebeurtenis.
Bij in privétijd gereden schade mag een werkgever het eigen risico wel doorbelasten. Maar dat moet dan wel in verhouding staan met wat er normaal gesproken betaald zou worden als een werknemer privé verzekerd zou zijn. Het gebruikelijke eigen risico bij een particuliere autoschadeverzekering ligt tussen de € 150 en € 300. VZR vindt dat het eigen risico voor de berijder van een auto van de zaak nooit hoger mag zijn dan deze € 300.
Bron: VZR 26-01-2017