Erflater treedt toe tot VOF: niet per se schenking
De Hoge Raad vernietigt het hofoordeel dat de toetreding van een moeder tot een VOF een gift vormt en leidt tot een hogere legitieme portie voor haar zoon.
Twee broers zijn de enige erfgenamen van hun ouders. Hun moeder heeft haar ene zoon benoemd tot haar enige erfgenaam en executeur. Haar andere zoon maakt aanspraak op zijn legitieme portie. De moeder heeft onroerende zaken verpacht aan een VOF waarin haar zoon en enig erfgenaam met zijn gezin een melkveehouderij exploiteert. Bij haar toetreding tot de VOF heeft de moeder deze onroerende zaken ingebracht. In een verdelings- en overnamebeding zijn de vennoten overeengekomen dat de zoon/enig-erfgenaam na het overlijden van zijn moeder haar aandeel in het vermogen van VOF mag overnemen. Bij zo’n overname dient men alle zaken en vermogensrechten te waarderen overeenkomstig een waarde waarbij een externe financier een lening voor de overname van het bedrijf wenst te verstrekken. Daarbij moet tevens een lonende exploitatie van het bedrijf mogelijk zijn. Verder moet de overnamesom dusdanig zijn dat een goede oudedagsvoorziening resteert voor de zoon/enig-erfgenaam en zijn echtgenote.
Waardering van het VOF-aandeel Na het overlijden van de moeder waardeert een adviseur het ondernemingsvermogen van de VOF op € 143.505. Daarbij is het aandeel van de moeder op € 90.896 gewaardeerd. Dezelfde adviseur heeft de aangifte erfbelasting van de moeder opgesteld. Daarin heeft hij vermeld dat het ondernemingsvermogen van de VOF op basis van de liquidatiewaarde € 2.273.933 bedraagt. Het aandeel van de moeder daarin bedraagt € 1.440.292.
Gevolgen van inbreng in VOF? De zoon/enig-erfgenaam die aan zijn broer zijn legitieme portie moet uitbetalen, stelt dat deze legitieme portie hooguit € 134.743 bedraagt. De broer meent dat, mede als gevolg van de toetreding van de moeder tot de VOF van de zoon/enig-erfgenaam, zijn legitieme portie € 461.700,10 bedraagt. Hof Den Haag oordeelt dat de moeder box 3-vermogen heeft ingebracht. De bedrijfsopvolgingsrechtspraak is daarom niet van toepassing. Daarnaast is door het toetreden van de moeder tot de VOF, sprake is van een gift van de moeder aan de zoon/enig-erfgenaam. Op het moment van het aangaan van de VOF bedroeg het box 3-vermogen dat de moeder in de VOF inbracht circa € 1.440.292. Door het sluiten van de VOF-akte heeft de zoon/enig-erfgenaam het recht gekregen om het ingebrachte vermogen van zijn moeder over te nemen tegen een waarde van circa € 90.896.
Quasi-legaat Bovendien oordeelt het hof dat het verdelings- en overnamebeding telt als een quasi-legaat, omdat de moeder een belegging heeft ingebracht in de VOF. Daarom hadden de partijen dit beding moeten opnemen in een notariële akte. Nu aan dit vormvereiste niet is voldaan is het overnemingsbeding zoals opgenomen in de VOF-akte nietig.
Verwijzing naar ander hof In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat het hof diverse steken heeft laten vallen. Zo is het hof niet ingegaan op de stelling van de zoon/enig-erfgenaam dat men de verpachting en het verdelings- en overnamebeding in de VOF-akte moet zien tegen de achtergrond van een eerdere gezamenlijke bedrijfsvoering op bepaalde locaties. De conclusie dat de bedrijfsopvolgingsrechtspraak buitenbeschouwing blijft, is dus voorbarig. De klachten over de kwalificatie van het hof van de inbreng in de VOF als gift en het verdelings- en overnamebeding als een quasi-legaat slagen ook. Bovendien heeft het hof diverse waarden onjuist berekend. Daarom vernietigt de Hoge Raad de hofuitspraak. Vervolgens verwijst de Hoge Raad de zaak naar Hof Amsterdam voor verdere afhandeling.
Bron: Hoge Raad 21-03-2025, Hof Den Haag 21-11-2023 (gepubl. 07-12-2023).