Hof stelt prejudiciële vragen over positie Uber-chauffeurs
De Hoge Raad moet prejudiciële vragen beantwoorden voordat Hof Amsterdam kan oordelen of Uber-chauffeurs in dienstbetrekking zijn of niet.
Verschillende chauffeurs hebben zich tegenover het bedrijf Uber verbonden om personen met een personenauto te vervoeren. De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) heeft van de kantonrechter gevorderd te verklaren dat de arbeidsvoorwaarden van de CAO Taxivervoer ook gelden voor deze chauffeurs. De kantonrechters hebben deze vordering toegewezen. Uber is in hoger beroep gegaan bij Hof Amsterdam. Het hof verwijst onder meer naar het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2023:443). Op grond van dit arrest moet men vaststellen welke verplichtingen partijen over een weer zijn overeengekomen. Voldoen de overeengekomen rechten en verplichtingen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst? Dan moet men de overeenkomst ook aanmerken als een arbeidsovereenkomst. Voor deze kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen.
Relevante omstandigheden Bovendien moet men bij de toets of een overeenkomst is aan te merken als een arbeidsovereenkomst alle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien. Het hof stelt aan de hand van de stellingen van de partijen de volgende omstandigheden vast:
-
De werkzaamheden van de chauffeurs bestaan uit het vervoeren van personen met een taxi.
-
Uber stelt een aansluitingsovereenkomst op en legt deze ter acceptatie voor aan de chauffeur. Deze overeenkomst heeft het karakter van een raamovereenkomst. De partijen gaan deze overeenkomst voor onbepaalde tijd aan.
-
De chauffeurs zijn geheel vrij om te bepalen wanneer zij inloggen op de Uber-app en hebben zo grote vrijheid in het bepalen van hun werktijden. Is een chauffeur eenmaal ingelogd, dan oefent Uber wel een zekere druk uit om niet uit te loggen.
-
Na acceptatie van een rit bepaalt Uber grotendeels hoe de chauffeurs werkzaamheden moeten uitvoeren.
-
De taxichauffeurs moeten persoonlijk de werkzaamheden te verrichten. Maar dit vloeit volgens Uber alleen voort uit de wettelijke verplichting voor taxichauffeurs om een chauffeursdiploma te hebben.
-
Uitsluitend Uber bepaalt de hoogte van de beloning.
-
Bepaalde chauffeurs beweren echte ondernemers te zijn.
Prejudiciële vragen Voor het hof lijkt het erop dat mede vanwege het ondernemerschap sommige chauffeurs niet in dienstbetrekking zijn en anderen wel. Omdat de werkzaamheden hetzelfde zijn, is dit een ongewenste uitkomst. Het hof meent dat de vraag hoe het aspect ‘ondernemerschap’ een rol kan spelen bij de kwalificatie van een arbeidsrelatie een groot maatschappelijk en juridisch belang heeft. Deze vraag kan ook van belang zijn voor andere geschillen over de kwalificatie van arbeidsrelaties. Daarom wil het hof de volgende (hier flink vereenvoudigde) prejudiciële vragen stellen aan de Hoge Raad:
-
Kan het antwoord op de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst, volledig hangen op de vraag of sprake is van ondernemerschap?
-
Als ondernemerschap inderdaad zo doorslaggevend kan zijn, werkt dit dan ook door naar de kwalificatie van de arbeidsrelatie?
-
Beperkt het begrip ondernemerschap zich tot die aspecten van ondernemerschap zoals die zich voordoen in de specifieke relatie tussen deze werker en deze opdrachtgever/werkgever? Of zijn aspecten die betrekking hebben op de (ondernemers)situatie van de desbetreffende werker buiten de specifieke relatie tussen deze werker en deze opdrachtgever/werkgever van belang? Of is het ondernemerschap op een nog andere manier uit te leggen?
-
Kan een algemeen oordeel over de kwalificatie van de arbeidsrelatie van een groep werkers, allen werkzaam bij dezelfde opdrachtgever/werkgever, plaatsvinden in het kader van een vordering van een vakbond? Of kan dat alleen bij een collectieve actie?
Bron: Hof Amsterdam 03-10-2023.