Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

apr 16, 2025

Hoge Raad: Uitzendovereenkomst tussen Helpling en schoonmakers

De Hoge Raad oordeelt dat sprake is van een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers die via het platform werken, en niet van een arbeidsovereenkomst tussen de schoonmakers en de huishoudens.


Helpling heeft een online platform geëxploiteerd waar schoonmakers en huishoudens afspraken konden maken over huishoudelijke werkzaamheden. De schoonmakers bepalen zelf hun uurtarief, binnen door Helpling gestelde grenzen. Helpling stelt facturen op en ontvangt commissie voor de bemiddeling. De FNV en een schoonmaakster stellen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers, of anders een uitzendovereenkomst. De kantonrechter wijst de vorderingen af, maar Hof Amsterdam oordeelt dat sprake was van een uitzendovereenkomst. Zowel FNV als Helpling gaat in cassatie. Advocaat-generaal (A-G) de Bock concludeert dat een arbeidsovereenkomst bestaat tussen de schoonmakers en Helpling. De A-G adviseert daarom de Hoge Raad om het hofoordeel te vernietigen.

Uitzendovereenkomst bevestigd Maar de Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G niet. Integendeel, de Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof dat sprake is van een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. De schoonmakers verrichten hun werkzaamheden onder toezicht en leiding van de huishoudens, maar Helpling heeft de formele gezagsrelatie en beheert de betalingen. Dit voldoet aan de wettelijke definitie van een uitzendovereenkomst.

Geen arbeidsovereenkomst met huishoudens De Hoge Raad oordeelt ook dat geen arbeidsovereenkomst bestaat tussen de schoonmakers en de huishoudens. De huishoudens hebben weliswaar invloed op de selectie en instructies van de schoonmakers, maar de formele gezagsrelatie en betalingsstructuur worden door Helpling beheerd. Dit sluit een arbeidsovereenkomst tussen de huishoudens en de schoonmakers uit.

Bron: Hoge Raad 11-04-2025, Hof Amsterdam 21-09-2021.