Inspecteur kon door typefout te laag vastgestelde schenkbelasting navorderen
Navordering is in beginsel alleen mogelijk bij een nieuw feit. Vanaf 1 januari 2010 is het ook mogelijk na te vorderen indien het heffen van te weinig belasting een gevolg is van een voor de belastingplichtige redelijkerwijs ‘kenbare’ fout.
Twee zussen hebben in 2013 aangifte schenkbelasting een gedaan voor een schenking van € 37.713.473. Op het (papieren) aangifteformulier (digitale aangifte van schenkbelasting is nog niet mogelijk) hebben ze een bedrag aan verschuldigde schenkbelasting van € 7.530.117 vermeld. Bij het invoeren van de gegevens in het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst heeft een administratief medewerker als verkrijging niet het in de aangifte vermelde bedrag van € 37.713.473 maar € 37.713 ingevoerd. Dit heeft geleid tot het opleggen van een aanslag schenkbelasting van € 3.268. Op 2 juli 2013 is de definitieve aanslag opgelegd ‘overeenkomstig de aangifte’.
Na constatering van de fout legt de inspecteur op 29 juli 2013 navorderingsaanslagen op naar een verkrijging van € 37.713.473, resulterende in € 7.539.117 aan schenkbelasting.
Zowel de rechtbank als in hoger beroep Hof Amsterdam oordelen dat sprake is van een gemaakte fout op grond waarvan navordering mogelijk was. Het hof oordeelt dat er sprake is van een ‘schrijf-, overname- of intoetsfout’ of een daarmee gelijk te stellen vergissing. Het hof acht het volstrekt onaannemelijk dat de bewuste ambtenaar bij de aanslagregeling heeft willen afwijken van hetgeen in de aangifte stond vermeld of dat deze handeling overigens is terug te voeren op een bewust door de inspecteur genomen beslissing. Er is sprake van een vergissing die heeft geleid tot een discrepantie tussen wat deze ambtenaar wilde bij de aanslagregeling (i.c. het conform de aangifte vaststellen van de aanslag) en wat daadwerkelijk in het aanslagbiljet is vastgelegd. De fout vloeit voort uit de omstandigheid dat bij het handmatig overnemen en invoeren van gegevens uit de aangifte fouten kunnen worden (en in dezen ook zijn) gemaakt. Herstel van die fouten is mogelijk indien sprake is – zoals in het onderhavige geval – van een ‘schrijf- overname- of intoetsfout’ of een daarmee gelijk te stellen vergissing. Daaraan doet niet af dat (het gevolg van) de fout mogelijk had kunnen worden voorkomen. Volgens het hof was de fout ook voor de belastingplichtige kenbaar. Zo zij al gesteld heeft dat de gemaakte fout voor haar niet redelijkerwijs kenbaar was, geldt de in de wet opgenomen niet voor tegenbewijs vatbare fictie dat de kenbaarheid wordt verondersteld indien de te weinig geheven belasting ten minste 30% bedraagt van de wettelijk verschuldigde belasting.
Bron: Hof Amsterdam 23-08-2016 (publ. 21-09-2016)