Loonheffing wel ingehouden, niet afgedragen
Volgens de Hoge Raad komt de vraag of een dga te kwader trouw is niet meer aan de orde als de bv wel loonheffing heeft ingehouden met het oogmerk deze af te dragen. De Hoge Raad volgt hiermee de conclusie van advocaat-generaal Niessen.
Een werknemer van een bv was van augustus 2009 tot begin september 2010 dga. Tot eind april 2012 was hij directeur en vanaf mei 2012 was hij als medewerker werkzaam voor de bv. Hij ontvangt tot juni 2012 loon van de bv. De bv raakt in 2010 in liquiditeitsproblemen en besluit om de ingehouden en afgezonderde bedragen aan loonbelasting niet af te dragen. De bv doet tot en met oktober 2012 maandelijks aangifte. Begin december 2012 is de bv failliet verklaard. De inspecteur verrekent geen loonheffing als voorheffing met de IB/PVV over 2011 en 2012 van de werknemer. In geschil voor het hof is of de inspecteur de verrekening terecht achterwege heeft gelaten.
Het hof oordeelt dat partijen terecht hebben geconcludeerd dat de bv de loonheffing heeft ingehouden, omdat de bv de bedoeling had om tot afdracht over te gaan van de daartoe afgezonderde bedragen, zodra de liquiditeitspositie dit zou toelaten. Omdat loonheffing is ingehouden, wordt deze volgens het hof verrekend met de aanslagen IB/PVV van de werknemer. Aan de vraag of de werknemer te goeder trouw was, wordt niet toegekomen.
Tegen deze uitspraak was de staatssecretaris in cassatie gegaan. De Hoge Raad verklaart dit cassatie beroep onder verwijzing naar de conclusie van de advocaat-generaal echter ongegrond.
Bron: HR 1-12-2017