Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

mrt. 08, 2018

Ondernemer of werknemer?

Na beëindiging van zijn vijfde interim opdracht bij een opdrachtgever, stelt de opdrachtnemer dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst. Maar hetgeen partijen contractueel hadden vastgelegd en hoe zij daaraan uitvoering hadden gegeven maken zijn stelling niet erg aannemelijk. Temeer daar hij tussentijds het aanbod om de overeenkomst om te zetten in een dienstbetrekking nadrukkelijk had afgewezen.
Een zelfstandige consultant was sinds 1999 met zijn eenmanszaak in het Handelsregister ingeschreven. Zijn onderneming hield zich bezig met organisatieadvies, interim management en trainingen op het gebied van ondernemen. De consultant nam eind 2012 een interim opdracht aan om voor een kwaliteitscontrolebureau voor de agrarische sector te werken als rayonmanager. Deze overeenkomst ging hij een aantal malen opnieuw aan. In de laatste, vijfde overeenkomst was nadrukkelijk vastgelegd dat partijen een overeenkomst van opdracht aangingen en geen arbeidsovereenkomst beoogden. In de overeenkomsten was vastgelegd dat de rayonmanager een vast aantal dagen voor de opdrachtgever werkte. Nevenactiviteiten waren nadrukkelijk toegestaan. De consultant beschikte over een VAR-wuo.
Tijdens de vijfde en laatste opdrachtperiode werd het duidelijk dat de opdrachtgever de opdracht niet wilde voortzetten en dat de interimopdracht per 30 november 2016 van rechtswege zou eindigen. De consultant vordert daarop doorbetaling van zijn loon (€ 8.312 per maand, excl. btw, vermeerderd met wettelijke rente) tot het moment dat zijn arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen en vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter wees zijn vorderingen af omdat er eenvoudigweg geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. En ook bij Hof Amsterdam vindt de consultant voor zijn argumenten geen gehoor. Voor het hof spelen zwaar de bedoelingen van de partijen zoals blijkt uit de overeenkomsten en hoe daaraan uitvoering is gegeven. Zo heeft de rayonmanager maandelijks vanuit zijn eenmanszaak een vast bedrag vermeerderd met btw gefactureerd. Naar de Belastingdienst heeft hij zich als ondernemer gepresenteerd en telkens gebruik gemaakt van de ondernemersfaciliteiten. Een aantal malen is in die jaren bij contractbesprekingen door de opdrachtgever zelfs aangegeven dat een arbeidsovereenkomst tot de mogelijkheden behoorde. Maar daar was de consultant om fiscale redenen niet op ingegaan.
Bron: Hof Amsterdam 30-01-2018 (publ.5-03-2018)