Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

jun 22, 2023

Ontslag na acht dagen is geen ontslag op staande voet

Ontslag na acht dagen is niet hetzelfde als ontslag op staande voet. Bij ontslag op staande voet moet er sprake zijn van een onverwijld ontslag.


Een ziek thuiszittende werknemer is op 20 maart 2020 op staande voet ontslagen nadat een externe partij, op verzoek van de bedrijfsleiding, de mailbox van de werknemer heeft doorzocht en daarbij boven tafel kwam dat de werknemer privébelangen en zakelijke belangen ten koste van het bedrijf door elkaar heeft laten lopen. De werknemer heeft zich tegen het ontslag verzet en is een procedure gestart. Hij heeft daarbij het standpunt ingenomen dat er geen sprake is van een dringende reden en dat het ontslag niet onverwijld is gegeven. Nadat het bedrijf door de kantonrechter in het gelijk is gesteld, belandt de zaak bij het hof.

Dubbele onverwijldheidseis Hof Arnhem-Leeuwarden geeft aan een aantal van de door het bedrijf opgegeven ontslagredenen een dringende reden voor ontslag vormen. Het hof vindt echter niet dat is voldaan aan de bij ontslag op staande voet geldende dubbele onverwijldheidseis: het onverwijld opzeggen van de arbeidsovereenkomst door de werkgever en het onverwijld mededeling doen aan de werknemer van de dringende reden voor het ontslag.
De werknemer heeft zich op 4 januari 2020 ziek gemeld. Naar aanleiding van signalen van zijn vervanger is op 24 februari 2020 door de externe partij met een onderzoek gestart. Vanaf 4 maart 2020 werd de directie van het bedrijf op de hoogte gesteld van belastende informatie. Op 9 maart 2020 begon een vermoeden van een dringende reden tot opzegging te ontstaan. Rond 16 maart 2020 hadden de verontrustende stukken die de directie van de externe partij ontving zich zodanig opgestapeld dat duidelijk werd dat de werknemer zou moeten worden ontslagen. Op 19 maart 2020 is de werknemer uitgenodigd voor een gesprek op 20 maart 2020.
Het hof gaat er vanuit dat rond 8/9 maart 2020 de verwijten die de werknemer gemaakt konden worden van de ontslaggronden en de feiten die daaraan ten grondslag lagen, kennelijk vrijwel helder waren. Op 12 maart 2020 is er vervolgens een bespreking geweest met de advocaat, die door de bedrijfsjurist al eerder, enkele dagen na 4 maart 2020, was benaderd met de vraag hoe om te gaan met de informatie die zij vanaf 4 maart 2020 van de externe partij ontving. Volgens het hof valt niet in te zien waarom het na 8/9 maart 2020 dan wel na de bespreking op 12 maart 2020, die kennelijk in het teken stond van het ontslag op staande voet, nog tot 20 maart 2020 heeft geduurd voordat de werknemer op staande voet is ontslagen. De conclusie luidt dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven en om die reden geen stand kan houden.
De arbeidsovereenkomst wordt vanwege opgegeven ontslagredenen ontbonden maar de werknemer heeft wel recht op een gefixeerde schadevergoeding van zes maanden salaris plus vakantiegeld verhoogd met de wettelijke rente en de bonussen uit 2018 en 2019 plus een wettelijke verhoging.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 07-11-2022 (gepubl. 05-06-2023)