Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

aug 16, 2022

Vaker recht op compensatie transitievergoeding

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak bepaald dat werkgevers ook recht hebben op compensatie van een betaalde transitievergoeding als de verplichte termijn van loondoorbetaling bij ziekte vóór 1 juli 2015 is verstreken terwijl het dienstverband na 1 juli 2015 wordt beëindigd.


Een werknemer die wordt ontslagen of waarvan het contract niet wordt verlengd heeft recht op een transitievergoeding. In sommige situaties kan de werkgever compensatie krijgen voor de betaalde vergoeding. Dit geldt bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid of bedrijfsbeëindiging. Bij langdurige arbeidsongeschiktheid kan de werkgever met terugwerkende kracht compensatie aanvragen voor dienstverbanden die zijn geëindigd op of na 1 juli 2015.
Werknemers hadden recht op een transitievergoeding als de verplichte termijn van loondoorbetaling bij ziekte (twee jaar of 104 weken) vóór 1 juli 2015 was verstreken en het dienstverband op of na 1 juli 2015 was beëindigd. Werkgevers die een transitievergoeding hadden betaald, kregen in deze situatie echter geen compensatie voor de vergoeding.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 juni 2022 bepaald dat werkgevers recht hebben op compensatie van de transitievergoeding als de verplichte termijn van loondoorbetaling bij ziekte vóór 1 juli 2015 is verstreken. Het ging in deze zaak om compensatie voor beëindiging van een slapend dienstverband. De werknemer is op 8 april 2013 wegens ziekte uitgevallen. Tot 7 april 2015 bestond voor de werkgever een loondoorbetalingsverplichting. In 2018 wordt de dienstbetrekking beëindigd en krijgt de werknemer een transitievergoeding. De werkgever verzoekt het UWV om compensatie van de betaalde transitievergoeding. Hoewel de werkgever aan de voorwaarden voor compensatie voldoet, stelt het UWV de vergoeding op nihil omdat de loondoorbetalingsverplichting eindigt voor ingang van de wet waarin recht bestaat op een transitievergoeding (1 juli 2015). Volgens de Centrale Raad van Beroep volgt uit het feit dat voor 1 juli 2015 nog geen sprake was van verschuldigdheid van een transitievergoeding echter niet dat de compensatie reeds om die reden op € 0 dient te worden vastgesteld. Uit de regeling en de parlementaire geschiedenis blijkt dat uitdrukkelijk wordt aangesloten bij de beëindiging dan wel niet voorzetting van het dienstverband op of na 1 juli 2015 en niet bij het einde van de tweejaarstermijn van het opzegverbod wegens ziekte. Verder wordt benadrukt dat het doel van de compensatieregeling is om werkgevers te stimuleren ‘slapende dienstverbanden’ te beëindigen door cumulatie van kosten voor de werkgever te compenseren. De uitleg door UWV is dan ook niet juist en moet een nieuwe beslissing nemen.
Op dit moment onderzoekt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de gevolgen van de uitspraak. Heeft men naar aanleiding van deze uitspraak al (opnieuw) een aanvraag ingediend? Dan kan UWV mogelijk niet voldoen aan de genoemde beslistermijn in de ontvangstbevestiging. UWV neem de aanvraag in behandeling zodra duidelijk is hoe deze moet worden afgehandeld.

Bron: UWV.nl 27-07-2022; CRvB 01-06-2022