Verruiming btw-sportvrijstelling onvermijdelijk
De staatssecretaris van Financiën acht een verruiming van de Nederlandse btw-sportvrijstelling, gelet op jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, op termijn onvermijdelijk. In een Kamerbrief geeft de staatssecretaris antwoord op vragen die waren gerezen ten aanzien van de Nederlandse btw-sportvrijstelling.
De Nederlandse btw-sportvrijstelling stelt op dit moment vrij van btw de diensten door niet winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen, aan hun leden. De Europese btw-sportvrijstelling is in meerdere opzichten ruimer dan de Nederlandse variant. Zo geldt de Nederlandse vrijstelling alleen voor prestaties aan leden. De Europese btw-sportvrijstelling maakt daarentegen geen onderscheid tussen prestaties aan leden en prestaties aan niet-leden. Daarnaast beperkt de Nederlandse regeling zich tot diensten door niet-winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen, terwijl de Europese regeling in zijn algemeenheid ziet op diensten van instellingen die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding.
Gelet op jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie waaruit blijkt dat de Nederlandse btw-sportvrijstelling te beperkt is, acht de staatssecretaris verruiming van de Nederlandse btw-sportvrijstelling op termijn onvermijdelijk. Dit staat los van vraag of en wanneer de Europese Commissie een ingebrekestellingprocedure begint. Op korte termijn ziet het kabinet geen mogelijkheid om budgettaire gevolgen van verruiming van de btw-sportvrijstelling in te passen.
In de huidige situatie hebben gemeenten en bepaalde sportstichtingen recht op aftrek van voorbelasting voor de kosten die toerekenbaar zijn aan de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties aan sportverenigingen. Dit recht op aftrek vervalt als de Europese btw-sportvrijstelling wordt geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. In dat geval zal de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties vrijgesteld van btw worden verricht, omdat sprake is van een nauw met de sportbeoefening samenhangende prestatie. Dit brengt mee dat de ondernemer die vrijgesteld van btw presteert geen recht (meer) heeft op aftrek van voorbelasting. De staatssecretaris legt uit dat een door het Europese Hof gewezen arrest bindend is voor alle nationale rechterlijke instanties. Belastingplichtigen kunnen zich hierop beroepen. Zolang de Wet OB niet wordt aangepast, is de Belastingdienst echter wel gebonden aan de nationale uitleg en kunnen inspecteurs geen beroep doen op de ruimere werking van de btw-richtlijn.
Bron: MvF 15-04-2016