Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

mrt. 29, 2023

Automatisch einde uitzendovereenkomst bij ziekte?

Volgens de Hoge Raad is de cao-bepaling waardoor een uitzendovereenkomst zonder meer eindigt in geval van ziekte van de uitzendkracht niet rechtsgeldig. Ook in dat geval moet de inlener daadwerkelijk een verzoek doen tot beëindiging van de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht.


Een werknemer, die in dienst is van een uitzendbureau, is door een ongeval tijdens zijn werk in het bedrijf van de inlener tijdelijk arbeidsongeschikt geraakt. In de NBBU-cao voor uitzendkrachten staat dat de uitzendovereenkomst eindigt als de inlener de uitzendkracht niet langer wil of kan inlenen. In geval van ziekte of ongeval van de uitzendkracht wordt de terbeschikkingstelling direct na de ziekmelding geacht met onmiddellijke ingang te zijn beëindigd op verzoek van de inlener.
De werknemer wil dat het uitzendbureau zijn loon doorbetaald en ziektegeld betaald over de periode vanaf de ziekmelding tot het tijdstip dat hij als zzp’er is gaan werken. Hof Den Haag heeft deze loonvordering in hoger beroep toegewezen met het argument dat de cao-bepaling in strijd is met het wettelijke ontslagverbod tijdens ziekte. Het uitzendbureau heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad en dit beroep na de conclusie van A-G De Bock ingetrokken. De advocaat-generaal heeft de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep van het uitzendbureau te verwerpen en de uitspraak van het gerechtshof in stand te laten. De werknemer de Hoge Raad verzocht om in het belang van de rechtsontwikkeling in een overweging ten overvloede een oordeel te geven over de gelding van de onderhavige cao-bepaling.

Oordeel Hoge Raad Volgens de Hoge Raad bevat de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst bijzondere bepalingen over de uitzendovereenkomst. Een van die bepalingen betreft het zogenoemde uitzendbeding: in een uitzendovereenkomst kan worden opgenomen dat die overeenkomst eindigt doordat de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht aan de inlener op verzoek van de inlener ten einde komt. Dit uitzendbeding geldt alleen gedurende de eerste 26 weken van de uitzendovereenkomst. Die termijn kan bij cao kan worden verlengd tot maximaal 78 weken.
De Hoge Raad oordeelt dat het uitzendbeding ook in geval van ziekte van de uitzendkracht tot beëindiging van de uitzendovereenkomst kan leiden. Dat is niet in strijd met het wettelijke ontslagverbod bij ziekte. Wel is in dat geval vereist dat de inlener daadwerkelijk een verzoek tot beëindiging van de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht doet. Het gedeelte van de cao-bepaling dat inhoudt dat de terbeschikkingstelling in geval van ziekmelding geacht wordt te zijn beëindigd op verzoek van de inlener, is daarom volgens de Hoge Raad niet geldig. Deze koppeling van het einde van de uitzendovereenkomst aan een fictief verzoek van de inlener tot beëindiging van de terbeschikkingstelling, doet afbreuk aan de rechtspositie van de uitzendkracht en is daarom niet toelaatbaar.

Bron: Hoge Raad 17-03-2023