Boete bij overtreding Wet arbeid vreemdelingen: meer differentiatie
In een recent besluit heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen aangepast. Aanleiding voor de aanpassing is een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 oktober 2015.
Met ingang van 2013 gold in het kader van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW wetgeving een aangescherpt boetebeleid. Als gevolg hiervan werd een boetenormbedrag gehanteerd van € 12.000 per overtreding van onder meer artikel 2 lid 1 Wav (tewerkstelling vreemdeling zonder tewerkstellingsvergunning). In zijn uitspraak van 7 oktober 2015 had de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat die hoge standaardboete onredelijk is. Voor hardnekkig malafide werkgevers was volgens de Afdeling een dergelijke boete niet onredelijk, maar de minister had zijn boetebeleid moeten differentiëren voor werkgevers die niet tot die groep behoren.
Naar aanleiding van die uitspraak had de minister van SZW vorig jaar de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen al aanpast waarbij het boetenormbedrag verlaagd is naar € 8.000 per werknemer per overtreding. In het nu gepubliceerde besluit komt de minister met een fijnmaziger differentiatie naar categorie werkgever. Bij een boete wegens een overtreding van art. 2 Wav wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën werkgevers en situaties:
natuurlijke persoon, die een huishoudelijke of persoonlijke dienst laat verrichten: boetenormbedrag € 2.000
natuurlijk persoon, die handelt uit ambt, beroep of bedrijf: boetenormbedrag € 4.000
stichting of vereniging met algemeen nut beogende doelstelling, waarbij sprake is van arbeid in de niet-zakelijke sfeer: boetenormbedrag € 4.000
feitelijk leidinggevende die leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging: boetenormbedrag € 6.000
overige rechtspersonen of daarmee gelijkgestelden: boetenormbedrag € 8.000.
Bron: Stcrt 2016, 37043