Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

aug 20, 2019

Gemeente mocht met verhoogd OZB-tarief ondernemersfonds financieren

Een gemeente mocht van Rechtbank Den Haag met een extra verhoogd OZB-tarief voor niet-woningen een ondernemersfonds in die gemeente financieren. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de gemeente handelt in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
Een ondernemer in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk gaat in beroep tegen de aan hem opgelegde aanslag OZB 2017 voor een niet-woning. In de verordening van de gemeente is het OZB-tarief voor niet-woningen verhoogd om daarmee het ondernemersfonds te financieren. De ondernemer stelt dat die verordening onverbindend is, voor zover deze heeft plaatsgevonden in verband met de financiering van het ondernemersfonds. Door een generieke verhoging van het OZB-tarief voor niet-woningen werpt de gemeente zich op als kassier voor een groep ondernemers die behoefte heeft aan een regeling voor gezamenlijke investeringen. Daarmee worden de waarborgen omtrent de invoering van een Bedrijveninvesteringszone (BIZ) omzeilt en handelt de gemeente in strijd met de algemene rechtsbeginselen. Ook is de ondernemer al verplicht lid van Parkmanagement waardoor de financiering van de gezamenlijke investeringen op het bedrijvenpark Rijnhoek is gewaarborgd. Voor deze groep belastingplichtigen is de verhoging van het OZB-tarief voor niet-woningen dubbelop. Verder is de invoering van het verhoogde OZB-tarief in strijd met art. 1 Eerste Protocol (EP) EVRM nu de draagvlakmeting voor de oprichting van het ondernemersfonds zeer gebrekkig is uitgevoerd.
Volgens Rechtbank Den Haag is de vaststelling van het OZB-tarief een zelfstandige bevoegdheid van de gemeenteraad. De belastingrechter is in beginsel niet bevoegd was om over de tarieven te oordelen, tenzij de tariefstelling of tariefstijging in strijd is met een hogere wettelijke regeling, leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing, dan wel in strijd was met enig rechtsbeginsel. Volgens de Rechtbank is daarvan in dit geval geen sprake. Dat de tariefsverhoging ook bedoeld is om het ondernemersfonds te financieren is geen reden om te beslissen dat de OZB werd geheven voor een ander doel dan inkomensverwerving door de gemeente. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de opbrengsten van de OZB niet direct naar het ondernemersfonds gaan, maar als subsidie uit de algemene middelen aan het ondernemersfonds worden verstrekt. Met dit fonds zijn niet alleen de gemeenschappelijke belangen van de ondernemers maar ook de algemene belangen (o.a. financiering sinterklaasintochten, camerabewaking) gediend. De mate van profijt bij de besteding van de opbrengsten is hierbij niet van belang: het betreft geen profijtbelasting. Ook de stelling dat de ondernemers op het bedrijventerrein waar de ondernemer is gevestigd hierdoor ongelijk worden behandeld, omdat ze al op een andere wijze hun gemeenschappelijke belangen financieren, is volgens de rechtbank onjuist. Deze stelling raakt volgens de rechtbank de OZB-heffing niet.
Bron: Rb. Den Haag 5-08-2019 (publ. 19-08-2019)