Herinvesteringsreserve verkeerd afgeboekt
Rechtbank Zeeland-West Brabant beslist dat een in 2011 boekhoudkundig verkeerd afgeboekte herinvesteringsreserve in 2012 alsnog vrijvalt en tot de belastbare winst gerekend moet worden.
Een bv heeft in 2009 appartementsrechten verkocht. Voor de fiscale boekwinst van € 201.459 heeft de bv in haar aangifte VPB 2009 een herinvesteringsreserve (HIR) gevormd. In haar aangifte VPB 2011 heeft de bv deze HIR boekhoudkundig volledig afgeboekt tot nihil, maar slechts € 24.459 daarvan ten gunste van haar winst gerekend. De inspecteur heeft de aanslag VPB 2011 conform de ingediende aangifte opgelegd. Uit de door de bv ingediende aangifte VPB 2012 volgt een negatief belastbaar bedrag van € 13.351. Deze aangifte is door de inspecteur gecorrigeerd. Omdat de in 2009 gevormde HIR voor een bedrag van € 177.000 in 2011 niet ten gunste van de winst was gerekend, liet de inspecteur dit bedrag in 2012 vrijvallen. De aanslag VPB 2012 werd daarom door hem opgelegd berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 163.649. De bv was het hier niet mee eens omdat de HIR in 2011 reeds volledig was afgeboekt. Rechtbank Zeeland-West-Brabant volgt de inspecteur. In de aangifte VPB 2011 had de bv de volledige afboeking van de HIR klaarblijkelijk boekhoudkundig onjuist verwerkt. Omdat € 177.000 in 2011 niet ten gunste van de winst was gerekend, maakte de HIR volgens de rechtbank nog onderdeel uit van het eigen vermogen en niet van de winstreserves, zoals de bv dat administratief had verwerkt. De rechtbank overweegt dat de inspecteur de aanslag VBB 2011 in alle redelijkheid conform de aangifte had mogen vaststellen. De inspecteur had klaarblijkelijk verondersteld dat de HIR 2009 voor € 177.000 was blijven bestaan en dat het vereiste herinvesteringsvoornemen nog aanwezig was. Omdat het tijdvak waarbinnen de in 2009 gevormde HIR gebruikt kon worden pas ultimo 2012 eindigde, concludeert de rechtbank dat de inspecteur ten aanzien van de HIR ervan uit mocht gaan dat deze voor een bedrag van € 177.000 voor 2012 gehandhaafd bleef. De rechtbank stelt vast dat in verband met het eindigen van dat tijdvak aan het einde van het derde jaar volgende op dat waarin de HIR was ontstaan, derhalve ultimo 2012, geen herinvestering heeft plaatsgevonden en beslist dat de inspecteur deze in 2012 dan ook terecht tot de belastbare winst gerekend.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 2-11-2017