Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

jun 24, 2016

Kwijtschelding griffierecht voor rechtspersoon

Hof Den Bosch oordeelt dat onder omstandigheden ook rechtspersonen in aanmerking kunnen komen voor kwijtschelding van griffierecht. De bv slaagt in haar beroep op betalingsonmacht.
Een bv ontvangt een aanslag Vpb 2010 ad € 200. Daarbij ontvangt zij een beschikking bestuurlijke boete van € 2.460 en een beschikking heffingsrente van
€ 7. De aanslag wordt later, als gevolg van het over het jaar 2011 vastgestelde verlies, ambtshalve verminderd tot nihil. De boete wordt ambtshalve verminderd naar € 1.230. De bv gaat in beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de bv gaat in hoger beroep bij het hof. Het hof stuurt de bv een nota griffierecht ten bedrage van € 478. De bv stelt dat zij niet bij machte is om het griffierecht te voldoen.
Het hof oordeelt dat hoewel rechtspersonen niet op één lijn kunnen worden gesteld met natuurlijke personen, ook rechtspersonen onder omstandigheden in aanmerking moeten kunnen komen voor kwijtschelding van griffierecht. De bv heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij niet bij machte is het griffierecht te betalen onder meer twee bankafschriften overgelegd. Hieruit blijkt dat er een krediet in rekening courant beschikbaar was van € 5.000, dat op een aantal dubbeltjes na, volledig in gebruik was. De gemachtigde van de bv heeft verder geloofwaardig en onweersproken verklaard dat de bv een holding is zonder activiteiten, dat vanaf de oprichting in 2004 jaarlijks een verlies is gemaakt van enkele duizenden euro’s in verband met administratie- en overheadkosten, dat al jaren sprake is van een negatief eigen vermogen, en dat geen dividend werd uitgekeerd door de twee dochterondernemingen waarvan de bv alle aandelen houdt. Met betrekking tot de twee door belanghebbende gehouden dochterondernemingen heeft de gemachtigde van de bv onweersproken verklaard dat de ene bv al enige tijd niet meer actief is en eigenlijk kan worden opgedoekt en dat de andere bv in het verleden op beperkte schaal automatiseringsopdrachten heeft verricht. Gelet op het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de bv, gedurende de periode waarover de hoogte van het inkomen c.q. winst en het vermogen wordt getoetst, de toegang tot de bestuursrechter onmogelijk, dan wel uiterst moeilijk wordt gemaakt indien zij het verschuldigde griffierecht dient te voldoen.
Het hof heeft voorts onderzocht of de enig aandeelhouder van de bv in staat kan en moet worden geacht de bv de financiële middelen te verstrekken om het verschuldigde griffierecht te voldoen. Vast is komen te staan dat dit ook niet het geval is. Het hof oordeelt dat de bv geslaagd is in haar beroep op betalingsonmacht en dat de bv met het achterwege laten van betaling van griffierecht niet in verzuim is.
Bron: Hof Den Bosch 26-02-2016