Naheffing parkeerbelasting? Factuur graag
Volgens Rechtbank Gelderland zijn vanuit de consument bezien parkeren op de openbare weg en parkeren in een parkeergarage dezelfde handelingen. Dat het een niet en het ander wel belast is met omzetbelasting leidt dan tot een concurrentieverstoring.
Een ondernemer gaat in bezwaar en beroep tegen een aan hem door de gemeente Arnhem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting à € 59,75 (€ 1,75 belasting en € 58,00 kosten). De ondernemer wil een factuur met omzetbelasting voor de in rekening gebrachte parkeerbelasting en kosten en krijgt daarbij Rechtbank Gelderland aan zijn zij.
Volgens de rechtbank wordt een overheidslichaam op grond van de BTW Richtlijn niet als belastingplichtige aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verricht, ook niet als hiervoor rechten, heffingen, bijdragen of retributies worden geïnd. Zijn de werkzaamheden of handelingen echter zodanig dat een behandeling als niet-belastingplichtige tot een verstoring van de mededinging van enige betekenis zou leiden, dan moet het betreffende overheidslichaam wel als belastingplichtige worden aangemerkt. Volgens de rechtbank is dat hier het geval.
Volgens de heffingsambtenaar van de gemeente is er geen sprake van een verstoring van de mededinging. Hij verwijst hiervoor onder meer naar de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 18 mei 2016 waarin is geoordeeld dat ‘straatparkeren’ en ‘slagboomparkeren’ geen soortgelijke diensten zijn die met elkaar concurreren. Bij straatparkeren is sprake van parkeren op de openbare weg en kan een gemeente handhavend en regulerend optreden. In parkeergarages vindt controle en bewaking plaats en is sprake van bescherming tegen weersinvloeden. De ondernemer is het hier niet mee eens: vanuit de modale consument bezien betreft het dezelfde diensten.
Ook de rechtbank is die mening toegedaan. De rechtbank steunt hierbij op de Europese rechtspraak inzake samengestelde prestaties. Daarin is ook een belangrijke rol weggelegd voor hoe een en ander vanuit het standpunt van de gemiddelde consument wordt gezien. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat de gemiddelde consument slechts zijn auto zo dicht mogelijk bij zijn bestemming wenst te parkeren. De andere zaken – controle, bewaking, bescherming en, in geval van straatparkeren, handhavend optreden door de gemeente – zijn van ondergeschikt belang. Hieruit volgt dat straatparkeren en slagboomparkeren voor de modale consument dezelfde handelingen zijn. Dat de een wel belast is met omzetbelasting en de ander niet, leidt tot concurrentieverstoring. En gezien de gerealiseerde opbrengst is er geen sprake van concurrentieverstoring van onbeduidende omvang. Ten einde deze concurrentieverstoring op te heffen moet de gemeente voor het gelegenheid geven tot straatparkeren als ondernemer worden aangemerkt. En dus aan de ondernemer een factuur sturen met omzetbelasting , met daarop vermeld een vergoeding van (100/121* € 59,75=) € 49,38 en een btw-bedrag van (21/121* € 59,75=) € 10,37.
Bron: Rb. Gelderland 3-11-2016