Onderzoek naar heffing box 3 op basis werkelijk rendement
Vorig jaar rond Prinsjesdag heeft het kabinet een proces in gang gezet om te onderzoeken of het mogelijk is om de heffing over inkomen uit sparen en beleggen beter aan te laten sluiten bij het werkelijk rendement. Op Prinsjesdag 2016 heeft staatssecretaris Wiebes de voortgangsrapportage hierover naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd.
Voorlopige conclusie is dat een betere belasting van het werkelijke rendement mogelijk lijkt, maar dat een dergelijk stelsel altijd zal bestaan uit een heffing op werkelijke rendementen op de ene vermogenstitel en een forfaitaire benadering van het werkelijke rendement op de andere titel. Dat levert onherroepelijk grotere risico’s van ontwijking op en eenvoudiger wordt het niet. Vooralsnog lijkt dit echter uitvoerbaar, als de gegevens volledig, juist en tijdig geautomatiseerd worden aangeboden en indien ontwijking zo veel mogelijk kan worden voorkomen en intensief wordt bestreden. Vooralsnog zijn er drie varianten mogelijk:
variant A: in de basis een vermogensaanwasbelasting;
variant B: een vermogenswinstbelasting.
In deze twee varianten wordt de werkelijke rente op bank-, spaartegoeden en overige vorderingen belast. Voor wat betreft onroerende zaken en overig vermogen wordt in beide varianten het belastbaar inkomen forfaitair bepaald. Ook geldt voor beide varianten dat het heffingvrije vermogen wordt omgezet in een heffingvrije voet voor de werkelijke inkomsten uit vermogen. Het verschil is dat in variant A de werkelijke vermogensaanwas op aandelen, obligaties en derivaten wordt belast , dus de koerswinst, de rente en de dividenden van dat jaar, terwijl in variant B de werkelijke rente en dividenden op aandelen, obligaties en derivaten jaarlijks worden belast en de vermogenswinst bij verkoop wordt belast.
Omdat beide varianten ook nadelen kennen is gezocht naar een derde variant:
variant C: in deze variant wordt het rendement voor elke vermogenstitel over een belastingjaar achteraf forfaitair vastgesteld.
Variant C lijkt sneller te kunnen worden ingevoerd en verbetert de aansluiting bij het werkelijke rendement sterk ten opzichte van de wijzingen in box 3 die het kabinet vorig jaar in het Belastingplan had opgenomen en die in 2017 als tussenstap in werking treedt. Deze variant komt minder tegemoet aan de wens om het werkelijke rendement beter te benaderen, maar is beter uitvoerbaar dan de beide andere varianten. Verwacht wordt dat de verdere uitwerking in wetgeving van de gekozen variant (A, B of C) een jaar gaat duren.
Bron: MvF 20-09-2016