Reparatie derde WW-jaar: premie inhouden op brutoloon
De Stichting van de Arbeid heeft een nieuwe brief aan de decentrale cao-partijen gestuurd, waarin de hoofdlijnen voor de reparatie van het ‘derde WW-jaar’ uiteen wordt gezet. In tegenstelling tot eerdere berichten wordt nu duidelijk dat de premie moet worden ingehouden op het brutoloon.
Bij het uitwerken van een oplossing voor het derde WW-jaar bleek dat om aan alle voorwaarden te kunnen voldoen (algemeen verbinden verklaren, toezicht DNB, financiering via omslagstelsel) het noodzakelijk is te werken met een beperkt aantal ‘verzamel-cao’s’ die gezamenlijk een landelijke dekking hebben. Cao-partijen kunnen zich vrijwillig aansluiten bij een van de verzamel-cao’s. De uitvoering van de afspraken wordt vervolgens ondergebracht bij een landelijk fonds, de Stichting Private Aanvulling WW en WGA (PAWW).
Werknemer die via hun sector deelnemen betalen een premie uit het brutoloon die ongeacht de sector of het bedrijf waar ze werken gelijk is. Deze premie wordt voor 2018 geraamd op 0,3% en zal naar verwacht oplopen tot circa 0,6% in 2022. Het brutoloon waarop de premie zal worden ingehouden betreft het periodieke brutoloon en de vaste toeslagen. Het maximumbedrag voor de bijdragegrondslag is gelijk aan het in een jaar geldende maximum dagloon voor de wettelijke werknemersverzekeringen. Over de uitkering zal loonbelasting worden ingehouden door de Stichting PAWW. Werknemers die werkloos worden en op dat moment onder een geldende cao-afspraak voor aanvulling van het derde WW-jaar vallen, hebben recht op een uitkering.
Bron: Stichting van de Arbeid 10-05-2017