Telefonisch horen geen recht
Bestuursorganen zijn niet verplicht om belastingplichtigen op hun verzoek telefonisch te horen. Het weigeren hiervan leidt volgens Hof Amsterdam niet tot schending van de hoorplicht.
Een man maakte bezwaar tegen de WOZ-waarde van de tot zijn nalatenschap behorende woning. Hij heeft daarbij verzocht om telefonisch te worden gehoord. De heffingsambtenaar heeft dat geweigerd, en alleen een horen in persoon aangeboden. In bezwaar heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden.
Hof Amsterdam overweegt dat uit de parlementaire geschiedenis volgt dat in de ogen van de wetgever de voor een bezwaarbehandeling noodzakelijke zorgvuldigheid niet, althans niet in alle gevallen, kan worden gewaarborgd indien het horen per telefoon geschiedt. Het uitgangspunt is daarom horen in persoon. Uit de parlementaire geschiedenis kan verder worden afgeleid dat een uitzondering op dit uitgangspunt onder omstandigheden mogelijk is. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is de toestemming van de belastingplichtige. Een belastingplichtige heeft dus recht op een horen in persoon, maar kan instemmen met een horen per telefoon. Volgens het hof heeft een belastingplichtige geen afdwingbaar recht op horen per telefoon. De heffingsambtenaar heeft in de onderhavige kwestie volgens het hof voldoende argumenten aangevoerd waarom hij geen uitzondering wenste te maken op de hoofdregel (het beleid) om in persoon te horen. De beslissing om niet telefonisch te horen is volgens het hof niet in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur.
Bron: Hof Amsterdam 24-08-2017