Navigatie overslaan

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring

nov 18, 2016

Leeftijdbeperking in fiscale regeling scholingsaftrek kan

In antwoord op prejudiciële vragen van de Hoge Raad heeft het Europese Hof van Justitie aangegeven dat een fiscale regeling waarbij op grond van leeftijd een verschil wordt gemaakt bij de aftrek van scholingsuitgaven niet in strijd hoeft te zijn met de Europese Richtlijn voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (2000/78/EG). De zaak betrof een belastingplichtige die bezwaar had gemaakt tegen de regeling voor scholingsaftrek in de Wet IB 2001, waarbij hij als dertigplusser minder aftrek genoot dan jongere belastingplichtigen.
Op grond van art. 6.30 Wet IB 2001 (2009) komen scholingsuitgaven in aftrek voor zover het bedrag hoger is dan € 500 en niet tot een hoger bedrag dan € 15.000. Geen maximum geldt er via de zogenoemde standaardstudieperiode, dat wil zeggen een periode van niet meer dan 16 kalenderkwartalen (thans een aaneengesloten periode van vijf jaar) gelegen tussen de periode dat de belastingplichtige 18 jaar of ouder is , maar niet ouder dan 30 jaar.
Een belastingplichtige, geboren in 1976, die in 2009 geen inkomen genoot, had over dat jaar een bedrag van € 44.057 in verband met een opleiding tot verkeersvlieger als scholingskosten opgevoerd. De inspecteur had hiervan slechts € 15.000 in aanmerking genomen. De man gaat in bezwaar en beroep. Hij maakt bezwaar voor het leeftijdsonderscheid dat in de wet wordt gemaakt.
Het EU Hof oordeelt nu dat de belastingregeling weliswaar onderscheid maakt naar leeftijd, maar dat hiervoor een redelijke rechtvaardiging kan bestaan. Bijvoorbeeld het verbeteren van de positie van jongeren op de arbeidsmarkt en het stimuleren van het volgen van een beroepsopleiding door jongeren. Volgens het hof is niet gebleken dat de regeling verder gaat dan noodzakelijk is om het doel te bereiken. Het Hof concludeert dat de Europese Richtlijn voor gelijke behandeling in arbeid en beroep zich niet verzet tegen de Nederlandse regeling voor de aftrek van scholingsuitgaven. Wel moet de Hoge Raad nagaan of die regeling wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel op het gebied van werkgelegenheids‑ en arbeidsmarktbeleid, en of de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
In het op Prinsjesdag ingediende wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing was de afschaffing van de scholingsaftrek per 1 januari 2018 opgenomen. Dit wetsvoorstel is inmiddels ingetrokken, waardoor ook de afschaffing van de scholingsaftrek (even) van de baan is. Minister Bussemaker (OC&W) heeft wel aangekondigd met een uitwerking te zullen komen van de voucherregeling die de fiscale regeling moet vervangen, zodat besluitvorming mogelijk is om per 2018 de fiscale aftrek scholingsuitgaven af te schaffen.
Bron: HvJ 10-11-2016