Reservefonds VvE behoort tot box 3
Het vormen en in stand houden van een reservefonds voor een VvE is wettelijk verplicht. Dat doet volgens de Hoge Raad echter niets af aan de wijze waarop dit vermogensrecht moet worden gerekend tot box 3 van de appartementseigenaar.
Een appartementseigenaar betaalt maandelijks servicekosten aan de vereniging van eigenaren
(VvE) van een appartementencomplex. Zijn appartementsrecht kwalificeert als eigen
woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting. Een deel van de servicekosten wordt
toegevoegd aan een reservefonds voor toekomstig onderhoud van het appartementencomplex.
De inspecteur heeft bij de aanslagregeling IB/PVV 2017 € 9.408 in de rendementsgrondslag
van box 3 begrepen als het aan de appartementseigenaar toe te rekenen aandeel in het
reservefonds van de VvE.
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat het lidmaatschap van een VvE een vermogensrecht
is dat volgens art. 5.3 lid 2 letter f Wet IB 2001 als bezitting in box 3 in aanmerking
wordt genomen voor de waarde in het economische verkeer.
In cassatie houdt de beslissing van Hof Arnhem-Leeuwarden stand. Anders dan de appartementseigenaar
betoogt, heeft de wijziging van art. 5:126 lid 1 BW geen verandering gebracht in de
aard van dat reservefonds voor box 3. De wijziging van art. 5:126 lid 1 BW betreft
de plicht van een VvE om een reservefonds te vormen en in stand te houden. Deze wijziging
heeft ook geen gevolgen voor de manier waarop de waarde in het economische verkeer
van het reservefonds moet worden bepaald. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep
ongegrond.
Bron: HR 23-06-2023